De dood van het politieke interview

Maurice_De_Wilde

Is het politieke interview dood, vragen ze zich af bij Hautekiet. Uiteraard is dat politieke interview dood. Niemand die dat ook tegenspreekt, maar men loopt wel netjes rond de olifant. Het politieke interview is niet zozeer dood omdat het niet meer fris klinkt of spannend is. Het is ook niet zozeer dood omdat de politicus mediatraining heeft gehad of debatfiches ter beschikking heeft en daardoor zichzelf niet meer aan de galg praat. Het is dood omdat het interview geformatiseerd is en gecommodificeerd. Het is dan ook al langer dood, het is zachtjes en traag maar zeker doodgeknepen in de laatste decennia. Een politiek interview moet niet spannend zijn, het moet ook niet snel of sappig zijn, het moet de kijker, lezer of luisteraar informeren. En net dat is al lang niet meer het geval: het interview reproduceert propaganda.

De redenen daarvoor zijn lang niet alleen bij de politicus te zoeken of de mediatrainers (al maakt dat de zaak er niet beter op), maar bij de productievoorwaarden van het interview zelf. Een interview is vandaag een performance van 5 minuten op radio en televisie en wordt afgenomen door een interviewer die in het beste geval 1 dag (wat vrij utopisch is vandaag) voorbereidingstijd heeft gehad. Dat betekent dat de interviewer de beleidsnota’s, de andere interviews en alle andere materiaal niet heeft gelezen. Dat materiaal zou zijn vragen scherper en relevanter kunnen maken en het zou de journalist toelaten propaganda-antwoorden te doorprikken. Het betekent ook dat de journalist geen wetenschappelijke literatuur heeft geraadpleegd , laat staan dat de journalist interviews heeft afgenomen met andere mensen (middenvelders, partijgenoten, andere journalisten) om zijn interview met de politicus te verdiepen, om inhoudelijk sterk te staan, onzin en propaganda te doorprikken.

Zo haalt men het ondertussen legendarische interview aan tussen De Vadder en Leterme in de Zevende Dag als illustratie van het feit dat de politicus schuld treft aan de dood van het politieke interview. De ironie wil dat Leterme daar effectief een inhoudelijk antwoord geeft op de vragen van De Vadder, en dus geen debatfiche aframmelt of de lesjes mediatraining reproduceert. Dat fragment is inderdaad een illustratie van de dood van het politieke interview, maar om heel andere redenen. Het toont de extreme formatering van het politieke interview: de politicus mag maar 1 minuut en dertig seconden praten vooraleer hij onderbroken wordt. Zie hier de dood van het politieke interview: iedere nitwit kan antwoorden van  1 minuut 30 seconden debiteren die op een debatfiche staan.

In de evaluatie van het politieke interview wordt vandaag niet zozeer de inhoud van wat gezegd wordt beoordeeld, maar wel de vorm. Het moet sappig, spannend en nieuw zijn. Een goed politiek interview is dan een interview waarin de interviewer ‘hard’ overkomt  en de politicus schijnbaar hard wordt aangepakt. Korte en harde vragen, snel onderbreken en verdacht-makende herformuleringen worden dan gezien als een goed en scherp politiek interview. En net dat is de dood van het politiek interview, want ze doodt de inhoud, de informatie. We leren daar niets mee.

Kortom, de dood van het politieke interview is oud nieuws. De voorbeelden die in Hautekiet aangehaald werden van interviews uit de ‘goede oude tijd’ tonen dat men binnen die context een heel vreemd beeld heeft van een ‘goed politiek interview’. Ik dacht dat we gingen getrakteerd worden op een vintage Maurice De Wilde, een journalist die weken zo niet maanden onderzoek deed vooraleer hij zijn interviews voor uitzending opnam. Wat hem toeliet om die geïnterviewden inhoudelijk het vuur aan de schenen te leggen.

De dood van het politieke interview is het gevolg van de enorme commercialisering en formatisering van het medialandschap. Die evolutie heeft media-politici gebaard die inspelen op die nieuwe realiteit. De BV’s werden politicus en de politici werden BV. Iedereen genoot mediatraining en dat volstaat om je 5 minuten lang als sympathieke pee te verkopen en je programma voor te stellen als goed voor iedereen. En de journalist? Die heeft geen tijd om dat verhaal te onderwerpen aan kritische vragen. Ziedaar de dood van het politiek interview.

Hart boven hard en de stem van het volk

Hart boven Hard is, tot spijt van wie het benijdt, goed op weg om een historisch fenomeen te worden in onze contreien. Zonder noemenswaardige middelen en drijvend op de tomeloze en onbezoldigde inzet van vele individuen, kleine en grote middenveldorganisaties en duizenden militanten en sympathisanten is er een beweging opgestaan die niet alleen een ander beleid, maar ook een andere samenleving wil. Dat indrukwekkende succes van een spontane en piepjonge burgerbeweging gaat echter in grote mate voorbij aan ‘onze pers’. De mainstream-media fungeren daardoor als objectieve bondgenoten van deze rechtse regering: ze zijn willens nillens een back up van rechtse politici en hun Twitter –en Facebookclubs die de beweging willen neer zetten als ‘een mantelorganisatie van de vakbonden’.  Die rechtse activiteit op sociale media en de uitlatingen van rechtse politici wijzen schijnbaar paradoxaal op de politieke kracht van deze nieuwe beweging. Hart boven hard ondermijnt het idee dat rechts een claim kan leggen op ‘de stem van het volk’ en net dat wil de rechterzijde ten allen prijze vermijden.

Van twee individuen naar een burgerbeweging

Hart boven hard gaat hard, heel hard. In augustus 2014 stuurden twee bezorgde burgers, Wouter Hillaert en Hugo Franssen een mail rond naar middenveldorganisaties, activisten, cultuurinstellingen, jeugdverenigingen, natuurverenigingen, academici en cultuurproducenten om hun bezorgdheid te uiten omtrent de besparingsplannen van de nieuwe regering. Ze nodigden deze actoren uit om een vergadering te beleggen. Sindsdien is er veel gebeurd. Heel veel. We zijn nu een viertal maanden verder en Hart boven Hard is uitgegroeid tot een heuse burgerbeweging, met een uitzonderlijke mobilisatiekracht. Elke betoging, elke staking en elk evenement dat wordt opgezet  binnen de schoot van deze beweging mobiliseert al snel honderden tot duizenden mensen over heel België.

hartbovenhard

Opmerkelijk is dat dit alles gerealiseerd worden zonder noemenswaardige middelen. De betrokken individuen geven enkele giften en de organisaties geven wat ze kunnen. De ene organisatie kopieert flyers, de andere betaalt drukwerk en nog een andere organisatie host de website op haar server. De url  www.hartbovenhard.be is dan weer een gift van de Verenigde Verenigingen. Zij hadden in de aanloop van de verkiezingen een actie met de slogan Hart boven Hard. En net deze gift wordt vandaag onderwerp van de politieke strijd om de beweging te framen als ‘een mantelorganisatie’ van de vakbonden. Het is blijkbaar moeilijk te geloven dat, in deze tijden van professionalisering en individualisering, er een beweging opgebouwd wordt op basis op solidariteitsnetwerken tussen individuen en organisaties.Het kost nochtans niet veel moeite om na te gaan dat de site bijvoorbeeld gehost wordt door een sociaal-artistiek-gezelschap. Dat cultuurhuizen, jeugdverenigingen en bibliotheken mee hun schouders onder het initiatief zetten. Dat activisten van allerlei pluimage, academici en kunstenaars deze beweging dragen. Dat er mensen actief zijn met zeer uiteenlopende politieke voorkeuren, van christendemocraten, over Groenen en sociaaldemocraten tot en met anarchisten, syndicalisten, communisten, socialisten, andersglobalisten, ….Autochtoon en allochtoon, atheïsten, moslims en christenen strijden zij aan zij voor een betere samenleving. En net daar zit de mobilisatie – en discursieve kracht van deze beweging en net daar ligt de rechterzijde wakker van.

De rechterzijde in het defensief

In tegenstelling tot vele media heeft de rechterzijde de beweging en haar mobilisatiekracht wel degelijk opgemerkt. Er is dan ook een heuse strijd losgebarsten op de sociale media waar rechtse politici en hun militanten er alles aan doen om het maar niet te hebben over de inhoud van het verzet. Politiek is altijd een strijd om betekenis en de rechterzijde tracht op dit moment met alle mogelijke middelen het verzet af te schilderen als irrelevant, irrealistisch (er is geen alternatief weet je wel) en als ‘politiek’ (lees het is het werk van enkele wereldvreemde linkse rakkers en conservatieve vakbonden).

De redenen van die verbeten strijd hoeven we niet ver te zoeken. Sinds jaar en dag claimt rechts ‘de stem van het volk’. Enkel zij zijn realistisch, enkel zij komen op voor ‘de verandering die de Vlaming wil’. Vandaag wordt het steeds moeilijker voor die rechterzijde om die claims geloofwaardig te houden. Zelfs toonaangevende liberale economen spreken zich uit tegen het gevoerde beleid, linkse economen tonen wetenschappelijk aan hoe dit beleid resulteert in diepe ongelijkheid en zelfs de OESO zet vandaag de strijd tegen ongelijkheid op de agenda. En nu blijkt ook nog eens dat ‘het gewone volk’ in grote getallen pleit voor een vermogensbelasting. Het succes van Hart boven hard is een indicator van deze veranderingen.

Na decennia van vox populisme bij de rechtse partijen en hun militanten (wij zijn de stem van het volk, de Vlaming heeft gekozen, …) wordt vandaag heel duidelijk dat een groot deel van de Vlamingen en de Belgen hun eigen stem claimen en die stem gaat diametraal in tegen het dominante discours. Ze weerklinkt bovendien dagelijks op sociale media, tijdens de betogingen en stakingen. En opvallend: steeds meer burgers laten hun stem horen tijdens de vele meetings, evenementen en acties van Hart boven hard. Die acties kennen telkens een overdonderend en bovendien heel zichtbaar succes, want fysieke aanwezigheid gaat gepaard overdonderend geshared en getweet op sociale media.

Rechtse media?

Het is dan ook des te vreemder om te moeten vaststellen dat de ‘kwaliteitsjournalisten’ van de grote media die massale aanwezigheid op deze vele actie, evenementen en meetings schijnbaar collectief gemist hebben, of hoogstens als een voetnoot behandelen. De mobilisatiekracht van Hart boven Hard staat in schril contrast met de berichtgeving over die beweging. Na de eerste nationale betoging, met een zeer zichtbare aanwezigheid van Hart boven Hard, was het de volgende dag met een vergrootglas zoeken naar enig woord over de beweging in onze media. De honderd amokmakers stonden toen centraal.

Op de nationale stakingsdag van 15 december zette de beweging tientallen evenementen op over heel België. Deze acties konden overal op een vrij verpletterend succes rekenen. Vreemd dat vooral de lokale media dit geregistreerd hebben. De grote kwaliteitsmedia waren blijkbaar net te laat, genoten van een snipperdag of vonden het weinig nieuwswaardig.

In onze massamedia wordt vooral ruimte gereserveerd voor de hinder van de acties, hun economische kost, de rellen of de fratsen van één vakbondsdame in de H&M. En hoeft het te verbazen dat ook onze rechtse politici en hun militanten louter focussen op deze fait divers. Het is op dit vlak dat onze vrije media functioneren als een steunpilaren van rechts. De focus van onze media laat de rechtse politici toe om het verzet af te schilderen als uitzonderlijk, onrealistisch, hinderlijk en schadelijk. Het is dan allemaal het werk van de conservatieve vakbonden, de oppositie of de wereldvreemde linksen en radicalen. In zoverre men hierin slaagt kan de rechterzijde binnen het raamwerk van onze media blijven claimen dat men ‘de stem van het volk’ vertolkt.

De mainstreampers verzaakt hier duidelijk aan haar democratische opdracht. En dat is heus niet alleen het geval bij de typische ‘werkgeverskranten’. Ook een ‘linkse krant’ als De Morgen ontsnapt niet aan de verleiding. Yves Desmet slaagt er bijvoorbeeld in om Hart boven hard neer te zetten als een mantelorganisatie van de vakbonden die ‘de ongebonden burger’ onterecht voor haar kar spant.  De ‘linkse krant’ fungeert op dat moment als een regimepers in dienst van de politieke rechterzijde. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de rechtse Twitter –en Facebook-clubs er als de kippen bij zijn om Hart boven Hard af te doen als de vakbonden in disguise. Net zoals De Wever de vakbonden neerzet als ‘de gewapende arm van de PS’, zetten de rechtse militanten Hart boven Hard neer als deel van de vakbonden en dus als irrelevant. En De Morgen levert hier extra munitie.

sintactie hartbovenhard

Succes tegen de stroom in

Het is echter opmerkelijk dat deze strijd van de rechterzijde en de negatie van de pers geen effect lijkt te hebben op de mobilisatiekracht van de beweging. Hart boven hard bundelt nu al 15 000 bezorgde burgers en 1000 organisaties. Die organisaties zijn heus niet alleen de vakbonden of het klassieke middenveld, ook bibliotheken, hogescholen, interculturele organisaties en cultuurhuizen bundelen de krachten. De beweging heeft, en ook dat is uniek in de geschiedenis, haar eigen media. De beweging is niet afhankelijk van die mainstreammedia maar communiceert via haar eigen website, via micromedia als De Wereld Morgen en Kif Kif en sociale media als Facebook en Twitter. De beweging heeft dus haar eigen informatie –en mobilisatienetwerk.

Ziehier het probleem van de rechterzijde. Maar ook het probleem van de massamedia. De geloofwaardigheid van beide staat op het spel. Hoe langer deze spelers dit verzet negeren of trachten af te doen als irrelevant, hoe steviger het verzet zal worden en hoe meer de geloofwaardigheid van de regering en de media op de helling komt te staan.

De burgerbeweging Hart boven hard is net hierom historisch. Ze maakt van onderuit duidelijk dat rechts geen claim kan leggen op ‘de stem van het volk’. En ze maakt duidelijk dat de massamedia niet meer dominant zijn in het bepalen van mobilisatie en beeldvorming. De enorme mobilisatiekracht die Hart boven hard en de vakbonden hebben getoond in de laatste maanden doorprikt de dominante discoursen van de laatste decennia. Hart boven hard toont aan dat België helemaal geen land is van twee publieke opinies (een rechts Vlaanderen en een links Wallonië) of twee democratieën. De beweging toont aan dat er wel ruimte is voor een alternatief en dat daar bovendien een stevig draagvlak voor bestaat.

Hart boven hard en de revitalisatie van de democratie

Dit verzet van onderuit is een welkome revitalisatie van onze democratie.  De laatste 25 jaar is ‘democratie’, onder aanstuwen van het Vlaams Blok, geherdefinieerd als ‘de stem van het volk’. Zo konden de meest antidemocratische standpunten doorgaan als democratische meningen. De Wever is daar vandaag het meest zichtbare symbool van. Hoewel hij geen lid is van de federale regering  komt hij steeds op de proppen met de slogan dat ‘er geen alternatief is’, ‘dat dit of dat geen optie is‘ of ‘dat we dan maar beter de democratie kunnen afschaffen’ als de regering moet luisteren naar het verzet. En zo wordt nogmaals duidelijk dat De Wever en zijn maats democratie begrijpen als een ‘dictatuur van de meerderheid’. Eenmaal er verkiezingen geweest zijn, moeten de burgers hun klep houden als het van deze politici afhangt. Dat is uiteraard een antidemocratische invulling van democratie en net dat wordt vandaag steeds meer duidelijk voor steeds meer mensen.

Hart boven hard en de vakbonden tonen ons terug dat democratie een groot verhaal is, een verhaal waar burgers hun rechten niet verliezen nadat ze gaan stemmen zijn. Hart boven hard zorgt voor een lichtpunt in een democratie die al decennialang in diepe crisis zit.

Hart boven hard is een zegen voor de democratie.

Ico Maly (1978) is doctor in de cultuurwetenschappen, coördinator van Kif Kif en gastprofessor Politiek en Cultuur aan het RITS in Brussel. Hij publiceert al jaren over beeldvorming, media, identiteitsvorming, racisme, nationalisme, (super)diversiteit, democratie en de strijd voor vrijheid en gelijkheid. @icomaly – https://www.facebook.com/imaly1

Vlaamse strijd in Syrië: contouren van een analyse

Het idee dat op vele fora dominant is, namelijk dat we dan van “hen” af zijn, is niet alleen racistisch en kortzichtig, het is alvast een deel van het probleem.

Het feit dat tientallen Vlaamse jongeren naar Syrië trekken om daar te strijden tegen het regime van Assad is zonder meer verontrustend. Berichten in de media, maar ook uit de straat wijzen op een groeiende groep jongeren die ten strijde trekt. Het profiel van de jongeren is vaak vrij gelijklopend: ze zijn jong, ze zitten vaak in de marge van de samenleving, en zijn in de greep van een jihadistische ideologie belandt. Er ontplooien zich nu drama’s in vele allochtone en autochtone gezinnen. Het idee dat op vele fora dominant is, namelijk dat we dan van “hen” af zijn, is niet alleen racistisch en kortzichtig, het is alvast een deel van het probleem.

De situatie is schrijnend en verdient heel duidelijke politieke en maatschappelijke actie. Er wordt echter nogal geheimzinnig gedaan over de omvang van het fenomeen, haar oorzaken en mogelijke oplossingsstrategieën. Vaak komt men niet veel verder dan dat het dramatisch is en dat het hun eigen keuze is om de woorden van Bart Somers te gebruiken. Het gaat hier nochtans niet om een individueel gegeven, maar om een complex sociaal gegeven dat we best in alle openheid bespreken.

De analyse

Elke oplossing begint met een gedegen analyse. Het is daarom van cruciaal belang dat we de complexiteit van deze realiteit in rekening brengen. Immers als we niet goed begrijpen wat zich hier afspeelt, dan zullen de genomen maatregelen op basis van die matige kennis de problemen enkel doen toenemen in plaats van ze krachtdadig aan te pakken. De gedetailleerde analyse moet nog gemaakt worden, maar de globale contouren zijn al langer duidelijk. Wat we vandaag zien ontplooien is een gelaagd en vrij recent fenomeen. Het is zowel een lokaal als een geglobaliseerd gegeven. En om dit ten volle te begrijpen dienen we terug te gaan naar de jaren 90.

Globaal zien we twee grote evoluties die we onvermijdelijk in de analyse moeten opnemen als we de huidige realiteit willen begrijpen. Ten eerste zien we sinds de jaren 90 de opkomst van nieuwe communicatietechnologieën. Nieuwe media zoals het internet, satelliet, chat, Facebook, Twitter en Youtube zorgen ervoor dat mensen hun identiteit niet meer louter lokaal opbouwen, maar zich ook op wereldwijde peergroups oriënteren. Concreet, zien we dat allochtone en autochtone jongeren in ons land zich oriënteren op een internationale hiphop of skatecultuur, we zien dat autochtone en allochtone jongeren identiteit produceren als Hijabista of dat ze meer vrienden hebben in de wereld dan in hun straat doordat ze actief zijn in World of Warcraft. Het betekent dus vooral dat onze wereld complexer geworden is en dat identiteitsproductie niet enkel in de straat gebeurd, maar geglobaliseerd is.

Die wereldwijde peergroups zijn één element in de verklaring waarom jongeren hun leven op het spel zetten en tegen de wil van hun ouders en vrienden afreizen naar Syrië. De wereld is in die zin een dorp geworden, maar dat heeft dus lang niet alleen positieve effecten. Dat betekent ook dat een groep jongeren zich solidair voelt met de Koerdische verzetsbeweging, of zich kan laten beïnvloeden door radicale jihadi’s die met de verspreiding van gruwelijke beelden en een scherp wij-en-zij-discours jongeren rekruteren voor de oorlog in Syrië.

Die ideologische beïnvloeding van jongeren in Antwerpen, Vilvoorde en Brussel zou echter weinig impact hebben mocht ze niet kaderen binnen een tweede onmiskenbare evolutie die sinds de jaren 90 van grote invloed is op het denken in de wereld. Sinds de jaren 90 en zeker na 9/11 zien we een scherpe polarisering in de wereld en in ons land tussen ‘het Westen’ en ‘de islam’. Dit bipolaire wereldbeeld heeft niet alleen de “War on Terrorism” op gang getrokken, ze heeft ook gezorgd voor een heropleving van een jihadi-islam die mobiliseert tegen een imperialistisch en islamofoob Westen. Dat is ook het rekruteringsverhaal van jihadi-bewegingen in Syrië en in ons land: ze stellen het voor als een strijd van moslims tegen een seculiere Assad, een dictator die zijn burgers vermoord.

Deze globale dimensie verklaart echter nog niet waarom er zoveel jongeren specifiek vertrekken uit België om te strijden in Syrië, of correcter waarom er zoveel jongeren vertrekken vanuit grootsteden als Antwerpen. Om dit te begrijpen is het van groot belang om de sociale, economische en politieke plaats van deze jongeren in de samenleving te begrijpen.

Vanaf de jaren 90 stond migratie, onder aanvuren van het Vlaams Blok, bovenaan de politieke agenda. Het integratiedebat werd in één decennium hertaald tot een islamdebat. Hun cultuur was het probleem, aldus het dominante discours. Intellectuelen legitimeerden dat de islam minderwaardig was. Sociologen als Marion van San legitimeerden, zij het op wankel onderzoek, het idee dat criminaliteit een cultureel gegeven was. Er stond een groot amalgaam rond woorden als islam, cultuur, terrorisme, criminaliteit, antidemocratisch, … Hun cultuur en de islam in het bijzonder werd steeds meer voorgesteld als problematisch. Dit beeld werd na 9/11 steeds vaker gereproduceerd als een louter “feit”.

Media en politici hanteerden stoere taal ten aanzien van ‘allochtonen’ en moslims in het bijzonder. Die beeldvorming zorgde voor een vergaande uitsluiting en baarde kritische bewegingen van onderuit zoals Kif Kif, AEL, talloze federaties en middenveldorganisaties die de strijd tegen racisme op de agenda trachten te plaatsen. De geschiedenis leert ons ondertussen wat daar gebeurd is. Deze strijd van onderuit werd afgedaan als radicaal, ongewenst en overbodig. Als er plaats was in de media voor deze organisaties, dan was dat vooral uit redenen van verkoopbaarheid. Ze werden opgevoerd als het tegengestelde van de Vlaming. Er werd vooral niet geluisterd naar deze stemmen en er werd verder ingezet op aanpassing, al werd het inburgering genoemd.

In naam van de democratie, in naam van de mensenrechten werden echter ongelijke rechten bepleit. Jongeren die dag in, dag uit ongelijkheid als realiteit kennen, werden om de oren geslagen met een discours dat “ons” verbeeldde als democraten bij uitstek en dat dat als argument gebruikte om hen ongelijke rechten toe te kennen op lokaal vlak. Aan de loketten en in scholen moest subjectieve neutraliteit de norm zijn, met als gevolg dat een groep moslimmeisjes uitgesloten werd en een veel grotere groep moslims zich geviseerd voelden. Democratie, neutraliteit, vrijheid, verlichting werden allemaal ingezet als uitsluitingsargumenten. In de globale arena diende deze beeldvorming als de verantwoording voor verschillende oorlogen tegen Irak, Afghanistan en Libië. Kortom, zowel lokaal als globaal leerde dit discours jongeren in ons land dat ze van democratie niet veel moesten verwachten om hen een beter leven te geven. Dat ze er niet echt bij hoorden.

Hoewel iedereen de mond vol had van democratie, werd er niet meer ingezet op een uitbreiding van democratie, op een krachtdadige strijd tegen discriminatie, op het streven naar gelijkheid… Het gevolg is een steeds groeiende allochtone onderklasse en een steeds stevigere radicalisering. Reeds in 2005 waarschuwde Kif Kif dat verschillende grootsteden, waaronder Brussel en Antwerpen een sociaaleconomisch kruitvat vormen. 50% van de werkzoekenden in Antwerpen is allochtoon. De armoede neemt steeds meer toe onder ‘ allochtonen’. Meer dan 50% van de mensen met een Marokkaanse of Turkse familiegeschiedenis leven onder de armoede grens. Elk onderzoek treft structurele en manifeste discriminatie aan en dat al twee decennia lang. Niemand horen we echter spreken over een ‘nultolerantie’ tegen racisme, niemand spreekt over het failliet van het beleid. Racisme is nochtans alomtegenwoordig. Niet alleen het internet bulkt van de racistische commentaren, de discriminatie vertaalt zich in onze samenleving: in de uitgangswereld, op de huurmarkt en op de arbeidsmarkt.

Allochtoon en dan vooral moslim zijn in deze samenleving staat synoniem voor een tweederangspositie. Hun toekomstperspectief ziet er veel minder rooskleurig uit dan dat van de gemiddelde autochtoon. Koppel deze lokale positie aan een jihadistisch discours van ‘moslims’ die zich nuttig kunnen/moeten maken door te strijden tegen barbaren, aan gruwelijke beelden van de daden van Assad en we kunnen enigszins beginnen te vatten hoe sommige jongeren een dergelijke drastische beslissing nemen. Hoe het komt dat tieners en jonge twintigers radicaliseren. Hoe het komt dat ze zich aansluiten bij sektes a la Sharia4Belgium. Hoe het komt dat ze beslissen om te gaan strijden. Een dergelijk kruitvat is de ideale voedingsbodem voor radicalisering. Jongeren zonder toekomstperspectief zijn vatbaar voor radicale ideologieën die hen een vals toekomstperspectief, een zin in het leven geven, met alle dramatische gevolgen van dien. Een klein deel van de nieuwe generatie Belgische moslims zoekt nu haar heil in een strijd in Syrië. Dat is niet alleen een globaal gegeven, maar ook heel duidelijk een lokaal gegeven en vergt dan ook een complexe aanpak.

De toekomst

Bovenstaande ruwe analyse toont de complexiteit van het probleem, het toont ook dat dit probleem zowel lokaal als globaal is en dat het actie vereist. Vraag is nu welke actie. Dat is natuurlijk een oefening voor de beleidsverantwoordelijken, we kunnen enkel maar hopen dat er in die oefening niet louter voor een repressieve aanpak gekozen wordt, maar dat ze ook werkt aan een sociale aanpak. We lijsten enkele elementen op:

1. Politieke spelletjes en electorale agenda’s laten we best achterwege. De politieke recuperatie van deze schrijnende realiteit kan die situatie enkel maar verergeren met dramatische gevolgen van dien voor de familie en vrienden van jongeren. Politici maken best niet teveel kabaal in de media, maar kijken best heel praktisch en kordaat welke te volgen weg is.

2. Laten we ons alstublieft ook ver houden van culturalisering, want die culturalisering is deel van het probleem. We zien hier geen probleem eigen aan DE islam. De realiteit is veel complexer dan dat. We mogen niet vergeten dat moslims, zowel in Syrië als in ons land slachtoffers zijn. Er is geen zwart-wit-beeld. Discoursen over problemen inherent aan de islam slaan de bal serieus mis. De jihadistische ideologie overtuigt slechts sommige jongeren en dat leidt tot scherpe tegenstellingen binnen de verschillende moslimgemeenschappen in ons land. Het feit dat jongeren vertrekken, zorgt ervoor dat ouders met de handen in het haar zitten en vaak niet weten waar ze terecht kunnen. Vele gezinnen zijn radeloos. Dergelijke culturalisering zorgt er bovendien voor dat niet alleen de polarisatie toeneemt, maar dat bezorgde moslimouders niet weten waar ze terecht kunnen met hun angsten en bezorgdheden. Het zorgt niet alleen voor een gebrek aan vertrouwen van deze ouders in de politiek, de politie en de media, het vormt steeds opnieuw een bevestiging voor jongeren die in de ban zijn van het jihadisme en dat er hier geen plaats is voor hen. Dat vertrouwen herstellen en hen een toekomstperspectief geven is van cruciaal belang.

3. Dat toekomstperspectief kan maar geboden worden als er dus ook gekeken worden naar de bestaande realiteit. En die realiteit in ons land is niet rooskleurig, het is een realiteit van discriminatie en ongelijkheid, van precaire levensomstandigheden en gevoelens van uitsluiting en een gebrek aan hoop. Hieraan sleutelen is van cruciaal belang willen we de voedingsbodem wegnemen van die jihadistische radicalisering.

4. Ten vierde is het van groot belang dat de informatie van veiligheidsdiensten zoals de Staatsveiligheid en OCAD, maar ook van universiteiten niet alleen samengelegd wordt en doorstroomt naar het justitieel en politioneel apparaat, ook het middenveld zou hier zicht moeten op krijgen. Het middenveld is een cruciale partner in de strijd tegen radicalisering, het is het middenveld die vaak als eerste heel concrete problemen signaleert en beleidsmakers en politie bekritiseert op hun blinde vlekken. Het zijn zij ook die in alle stilte het probleem aanpakken en ervoor zorgen dat de jongeren een andere kijk op de samenleving krijgen. We leven echter in een imagosamenleving waarbij politici maar al te vaak kritiek willen smoren in plaats van er van te leren bij het voeren van hun beleid. Racisme en ongelijkheid aankaarten werd afgedaan als ‘politiek correcte praat’ in het beste geval, als radicaal en schandalig in het slechtse.

5. Ten vijfde betekent dit ook dat we niet louter een justitiële aanpak kunnen hebben, maar dat een sociaaleconomische aanpak van cruciaal belang is. Heel concreet moeten we denken aan hoe we jongeren verhinderen te vertrekken enerzijds en anderzijds moeten we kijken hoe we de jongeren die terugkomen opvangen. Ook mogen we zeker niet vergeten om algemeen preventief de jongeren een toekomst te geven hier. Zij zijn Belgen en verdienen hier een volwaardig leven. De geschiedenis van de Afghaanse strijd in de jaren 80 leert ons immers dat strijders ook terugkomen met de nodige littekens, maar ook mogelijks met een rekruteringsopdracht.

Tijd voor actie

Tientallen, zo niet honderden Vlaamse jongeren vertrekken naar Syrië om daar te gaan strijden. Dat zijn menselijke drama’s. Zeer zeker. Maar het is meer, veel meer. Het is een geglobaliseerd samenlevingsprobleem. Een democratisch probleem van ons allen. Het gaat iedere mens aan op het grondgebied België en zelfs in de wereld. We zouden er dan ook maar beter met zijn allen van wakker liggen. Het toont ons heel duidelijk, althans voor degenen die het willen zien, de wereld waarin we leven. En die wereld is heel complex. Complexer dan ooit te voren waarschijnlijk.

De geschiedenis herhaalt zich nooit tweemaal op dezelfde wijze. Schalen, contexten en dimensies verschillen steeds weer opnieuw. Vandaag leven we in een tijd van superdiversiteit en die is bij uitstek geglobaliseerd en vooral gelaagd. Het schept een heel nieuwe, complexe, sociale realiteit en dat zorgt ervoor dat we heel nieuwe manier van samenleven moeten organiseren. Met nationalisme en inburgering gaan we er niet komen, een nadruk op onvervreemdbare mensenrechten voor eenieder en democratie als ideologie is de weg die we in tijden van globalisering moeten bewandelen.

Als we de nieuwsberichten van de laatste tijd over jongeren die naar Syrië trekken om daar te strijden willen begrijpen, dan kunnen we dat enkel maar doen vanuit een gelaagd en dus uitermate complex perspectief. Enkel als we die gelaagde, meerschalige bril opzetten kunnen we de drama’s die zich nu afspelen in veel gezinnen in Vlaanderen niet alleen begrijpen, we kunnen beginnen denken en handelen om ze te vermijden, om een betere wereld te scheppen. Dat begrip is van cruciaal belang, want ze toont een nieuwe wereld in al zijn overmacht, en we kunnen maar beter maken dat we er klaar voor zijn. De bal ligt nu heel duidelijk in het kamp van de politiek en de beleidsmakers. Het is tijd voor een ommezwaai, voor een echt krachtdadige aanpak. Niet voor de media, niet voor het electorale resultaat, maar voor de hele samenleving.
>>> Lees hier Kif Kif’s tienpuntenplan Syrische strijd <<<